Nokia N97 - Toegangspunten voor packet-gegevens

background image

Toegangspunten voor packet-gegevens

Selecteer

Menu

>

Instellingen

en

Connectiviteit

>

Bestemmingen

>

Toegangspunt

en volg de instructies op

het scherm.

Als u een packet-gegevenstoegangspunt wilt bewerken,

opent u een van de groepen met toegangspunten en

selecteert u een toegangspunt dat gemarkeerd is met

.

Volg de instructies van de serviceprovider.
Maak een keuze uit de volgende opties:

© 2009 Nokia. Alle rechten voorbehouden.

75

background image

Naam toegangspunt — U krijgt de naam van het

toegangspunt van de serviceprovider.

Gebruikersnaam — De gebruikersnaam kan nodig zijn bij

het maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans

verstrekt door uw serviceprovider.

Wachtwoord vragen — Selecteer

Ja

als u bij aanmelding

op de server telkens een nieuw wachtwoord moet invoeren

of als u het wachtwoord niet in het apparaat wilt opslaan.

Wachtwoord — Een wachtwoord kan nodig zijn bij het

maken van een gegevensverbinding en wordt doorgaans

verstrekt door uw serviceprovider.

Authenticatie — Selecteer

Beveiligd

als uw wachtwoord

altijd gecodeerd moet worden verzonden of selecteer

Normaal

als uw wachtwoord indien mogelijk gecodeerd

moet worden verzonden.

Homepage — Voer het internetadres of het adres van de

multimediaberichtencentrale in, afhankelijk van het

toegangspunt dat u instelt.

Toegangspunt gebruiken — Selecteer

Na bevestiging

als

u wilt dat het apparaat om bevestiging vraagt voordat de

verbinding via dit toegangspunt wordt gemaakt, of

Automatisch

als u wilt dat het apparaat met de bestemming

verbindt door dit toegangspunt automatisch te gebruiken.
Selecteer

Opties

>

Geavanc. instellingen

en kies een van

de volgende opties:

Netwerktype — Selecteer het internetprotocoltype voor het

overbrengen van gegevens naar en van uw apparaat. De

overige instellingen zijn afhankelijk van het geselecteerde

netwerktype.

IP-adres telefoon (alleen voor IPv4) — Voer het IP-adres van

het apparaat in.

DNS-adressen — Voer de IP-adressen van de primaire en

secundaire DNS-servers in (indien vereist voor de

serviceprovider). Neem voor deze adressen contact op met

uw internetprovider.

Proxyserveradres — Voer het adres van de proxyserver in.

Proxypoortnummer — Voer het poortnummer van de

proxyserver in.